Op dit tabblad kun je aangeven hoe voor flexwerkers voor de reservering 'Vakantiegeld' dient te worden gespaard. Daarnaast leg je hier instellingen omtrent de ET-uitruil vast, zoals welke looncomponenttypes gebruikt worden voor uitruil voor extraterritoriale kosten.
Reserveringen zonder uitzendbeding
...
- Maak dus eerst het pro forma overzicht aan en controleer dit.
- Het wijzigen van de instelling heeft alleen gevolgen voor flexwerkers in in de sectorrisicogroepen IB of IIB. Voor flexwerkers in IA of IIA wijzigt er niets. De methode van opbouw vakantiegeld bij flexwerkers in de sectorrisicogroepen IA en IIA blijft hetzelfde, die vindt plaats over de opgebouwde vakantiedagen.
- Voor flexwerkers in de sectorrisicogroepen IB en IIB wijzigt de methode van opbouw van vakantiegeld dus. In de meeste situaties zal de instelling worden gewijzigd van 'opbouw VD' naar 'Opname VD'. De reservering/opbouw van vakantiegeld vindt na het aanpassen van de instelling dus plaats over de uitbetaalde vakantiedagen en niet meer over de opgebouwde vakantiedagen. Dat zorgt er enerzijds voor dat 2 verloonde weken met bijv. beide 40 normale uren, tot een andere opbouw van vakantiegeld leiden. Uiteraard is het verschil ook dat bij de opname van een vakantieweek er voorheen geen opbouw vakantiegeld was en dat is nu wel het geval.
- Nog een belangrijk verschil voor deze flexwerkers is dat het saldo vakantiegeld op de loonstroken vóór en ná het wijzigen van de instelling, ineens anders (vaak minder!) is. Dit kan tot vragen bij flexwerkers leiden. En de uitleg daarvoor is als volgt (we gaan er hier dus vanuit dat de instelling gewijzigd is van 'opbouw VD' naar 'opname VD'): Er is al vakantiegeld gereserveerd over de opgebouwde vakantiedagen. Als je die vakantiedagen straks opneemt wordt daar weer vakantiegeld over gereserveerd. Dat is dubbelop en dus wordt het vakantiegeld nu verlaagt met het bedrag dat straks weer zal worden opgebouwd.
- Als het automatisch uitbetalen van vakantiegeld aangevinkt staat bij de flexwerker op het tabblad 'Betalingen', komt het negatieve saldo vakantiegeld als bruto inhouding op de eerstvolgende loonstrook te staan! Wil je dit voorkomen dan kun je de 'opname' van vakantiegeld weghalen in de betreffende urendeclaraties op het tabblad 'Reserveringen'. Of het automatisch uitbetalen van het vakantiegeld tijdelijk uitzetten bij de flexwerker op het tabblad 'Betalingen'.
Een voorbeeld.
Methode Opbouw vakantiedagen:
Op de loonstrook van de flexwerker wordt € 100 brutoloon uitbetaald voor de normale uren die hij gewerkt heeft.
Hij bouwt hierover 10,92% vakantiedagen op, dus € 10,92. Dit zie je terug bij de reserveringssaldi onderaan de loonstrook.
Het totaal van de normale uren en de opgebouwde vakantiedagen vormt de grondslag voor de reservering vakantiegeld.
Deze grondslag is dus 100 + 10,92 = 110,92 en hierover wordt 8,33% vakantiegeld opgebouwd dus dat levert een opbouw vakantiegeld van € 9,24 op.
Ook deze opbouw zie je terug bij de reserveringsaldi onderaan de loonstrook.
De week erna heeft de flexwerker vakantie en neemt hij zijn vakantiedagen op, ter waarde van het opgebouwde saldo van € 10,92.
Op dat moment vindt er geen opbouw vakantiegeld plaats. Deze opbouw vakantiegeld over de vakantiedagen heeft immers reeds plaatsgevonden toen de vakantiedagen werden opgebouwd.
Methode Opname vakantiedagen:
Op de loonstrook van de flexwerker wordt € 100 brutoloon uitbetaald voor de normale uren die hij gewerkt heeft.
Hij bouwt hierover 10,92% vakantiedagen op, dus € 10,92. Dit zie je terug bij de reserveringssaldi onderaan de loonstrook.
In deze situatie vormen alleen de uibetaalde normale uren grondslag voor de reservering vakantiegeld. De vakantiedagen komen immers pas in de grondslag zodra deze worden opgenomen/uitbetaald.
De grondslag voor het vakantiegeld is ten tijde van deze verloning dus alleen de € 100 brutoloon normale uren en hierover wordt 8,33% vakantiegeld opgebouwd dus dat levert een opbouw vakantiegeld van € 8,33 op.
De week erna heeft de flexwerker vakantie en neemt hij zijn vakantiedagen op, ter waarde van het opgebouwde saldo van € 10,92. Op dit moment vindt er opbouw vakantiegeld plaats over de opname van de vakantiedagen. Dat is dus 8,33% over € 10,92, een opbouw vakantiegeld van € 0,91.
Samen met de opbouw vakantiegeld over de normale uren van € 8,33 leidt dit tot een totale opbouw vakantiegeld van € 9,24.
Bij beide methodes zie je dus dezelfde opbouw vakantiegeld, alleen vindt de opbouw (over de vakantiedagen) op een ander moment plaats.
Op het moment dat je nu de instelling op 'Methode opbouw vakantiedagen' hebt staan, is er (volgens bovenstaand voorbeeld) dus al € 9,24 vakantiegeld opgebouwd.
Stel dat de vakantiedagen uit dit voorbeeld (€ 10,92) nog niet zijn uitbetaald.
Zou je nu de methode wijzigen naar 'Methode opname vakantiedagen' dan gaat er dus bij de opname van die € 10,92 vakantiedagen wederom vakantiegeld over gereserveerd worden.
Omdat je geen dubbele opbouw van vakantiegeld wilt wordt er bij het omzetten van de methode berekend dat er over het actuele saldo vakantiedagen van € 10,92 dus 8,33% = € 0,91 vakantiegeld zal worden opgebouwd. Dit bedrag wordt bij het omzetten dus automatisch in mindering gebracht op het saldo vakantiegeld en komt er bij de verloning van de vakantiedagen dus weer bij.
Let op bij overgang van contract!
Voor uitzendkrachten met een overeenkomst met uitzenbeding wordt het vakantiegeld dus gereserveerd over de opgebouwde vakantiedagen. Als je dezelfde methodiek kiest voor contracten zonder uitzendbeding, zou je er bij de overgang naar een nieuw soort overeenkomst (van met beding naar zonder beding) voor kunnen kiezen om de reserveringen mee over te hevelen naar de nieuwe sectorrisicogroep. Er is immers al vakantiegeld opgebouwd over het saldo vakantiedagen dat je overhevelt en doordat je in de nieuwe sectorrisicogroep dezelfde methodiek toepast, leidt dit niet tot dubbele opbouw.
Als je voor contracten zonder uitzendbeding hebt ingesteld dat het vakantiegeld moet worden opgebouwd over de opgenomen vakantiedagen, zou er dubbele opbouw plaatsvinden zodra je de reserveringen opgebouwd ten tijde van het contract met uitzendbeding gaat overhevelen naar de sectorrisicogroep / het contract zonder uitzendbeding en vervolgens in dat contract gaat uitbetalen. Er vindt dan immers opbouw van vakantiegeld plaats zowel bij opbouw als bij opname. In dat geval zijn er een aantal mogelijkheden.
- Je zet de vakantiedagen toch over van sectorrisicogroep IA/IIA naar IB/IIB, maar past het saldo vakantiegeld aan. Je berekent dan dus hoeveel vakantiegeld er in de nieuwe sectorrisicogroep 'nogmaals' opgebouwd gaat worden over de opname van overgehevelde vakantiedagen en verlaagt het saldo vakantiegeld met dit bedrag. Houdt rekening met vragen van de flexwerker, die op zijn nieuwe loonstroken ineens een lager saldo vakantiegeld zal zien staan.
- Je laat de vakantiedagen behorende bij sectorrisicogroep IA/IIA op deze sectorrisicogroep staan. Als je de dagen opneemt uit de oude sectorrisicogroep IA/IIA, ook al zit de flexwerker inmiddels in sectorrisicogroep IB/IIB, dan wordt er niet nogmaals vakantiegeld over opgebouwd bij opname. Je moet er dan wel rekening mee houden dat deze dagen niet automatisch worden opgenomen wanneer je vakantiedagen in de urendeclaratie in de kolom VD opneemt, je zult deze dagen expliciet moeten invoeren op het tabblad 'Reserveringen'.
- Je betaalt de vakantiedagen uit bij overgang van contract.
Het kan per cao afwijken wat hierin toegestaan is. Raadpleeg voor een juiste toepassing bij overgang van contractvorm je cao.
ET-uitruil
Je kunt hier aangeven of eerst de uitruil voor huisvesting berekend wordt of eerst de uitruil van de de overige kosten. Indien beide looncomponenten worden toegepast bij een flexwerker wordt naar deze instelling gekeken om te bepalen voor welk looncomponent als eerste de uitruil berekend wordt.
...